N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Jong Geleerd De verklaringen die mensen in de Nederlanden in de zestiende eeuw gaven voor natuurrampen waren niet neutraal, zag Marieke van Egeraat. „Ze werden vaak gebruikt om de eigen identiteit te versterken.”
Op 7 augusus 1546 werd in Mechelen een poort met een toren vol kruit getroffen door bliksem. Keizer Karel V had eerder besloten om een voorraad van het explosief mengsel op te slaan in deze oude Zandpoort aan de rand van de stad. Door de blikseminslag ontplofte de poort en vlogen de stenen door de stad. Bij de ramp vielen volgens tijdgenoten tweehonderd doden en zeshonderd gewonden, veel gebouwen werden verwoest. Het nieuws verspreidde zich snel, van Antwerpen tot Amsterdam en zelfs de Duitse gebieden.
De verklaring voor deze ramp verschilde echter van plek tot plek, zag Marieke van Egeraat (1992). Zij promoveerde onlangs aan de Radboud Universiteit Nijmegen op haar proefschrift getiteld ‘Zoo zij ghesindt waeren’: het nieuws en verklaringen van rampen in de zestiende-eeuwse Nederlanden.
„De verklaringen die in het nieuws werden gegeven voor rampen waren – en zijn nu nog steeds – nooit neutraal. Misschien is het niet bewust zo bedoeld, maar er zat altijd een onderliggend doel achter een verklaring,” Om die verschillende functies van verklaringen te onderzoeken, dook ze in oude kronieken en nieuwspamfletten.
Een Amsterdams pamflet uit 1546 gaf een antwoord op de vraag waarom juist Mechelen getroffen was. Drukker Jan Ewoutzoon zag het als een duidelijke straf van God voor de vele zonden die de mensen er hadden begaan. De Zandpoort zou nog maar een waarschuwing zijn voor de andere gewesten in de Nederlanden. Hij bad tot God dat zijn gramschap nu geblust zou zijn.
„Ik ben geen voorstander van het direct trekken van lessen uit de geschiedenis, maar we kunnen wel zien hoe mechanismen werken. Een van de meest voorkomende verklaringen voor een rampzalige gebeurtenis in de zestiende eeuw was goddelijke voorzienigheid, het idee dat God – vaak straffend – communiceerde met de mensen over zijn plan met de wereld. Ook nu nog zijn de verklaringen voor een rampzalige gebeurtenis niet neutraal, maar komen ze voort uit de samenleving waarin die ramp plaatsvindt. Een goed voorbeeld biedt de coronacrisis: deze werd door iedereen anders uitgelegd. Daar zat – onbewust of niet – een reden achter. Dat Trump het de ‘Chinese virus’ noemde, werd bijvoorbeeld overduidelijk ingegeven doordat hij China een hak wilde zetten.”
„Rampen zijn inherent iets sociaals en zijn niet los te koppelen van de samenleving. De mens is er altijd bij betrokken, want het is pas een ramp als het gebeurt in een samenleving die daar niet op voorbereid is. Als we geen dijken hadden gebouwd, konden die ook niet overstromen.”
Gemeenschapsvorming
Van Egeraat zag dat rampen een mogelijkheid boden om gemeenschappen te definiëren. „Door op specifieke wijze een ramp of een teken te verklaren, konden groepen hun eigen identiteit versterken, waarbij zij zich afzetten tegen andere groepen in de samenleving. In de zestiende eeuw was er vooral veel discussie tussen de katholieken en de nieuwe protestanten, en rampen werden volop gebruikt om elkaar zwart te maken.”
De publicatie van Marieke van Egeraat is onderdeel van het project Dealing with Disasters in the Netherlands: The Shaping of Local and National Identities, 1421-1890, gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). „Ik vind mijn bronnen en het doen van onderzoek heel leuk, maar aan het einde van de werkweek gaf het me toch geen voldoening. Het is best eenzaam om een proefschrift te schrijven. Daarom wist ik al snel dat ik niet verder wilde in de wetenschap. Het waren echt mijn projectteam en gezellige collega’s die ervoor hebben gezorgd dat mijn proefschrift er nu ligt.”
Van Egeraat werkt nog steeds op de universiteit – niet in een wetenschappelijke maar in een ondersteunende positie. Tijdens het schrijven van mijn proefschrift kreeg ik de kans om het grote congres bij ons project te organiseren. Dat vond ik juist wél heel leuk, en dat is ook precies wat ik nu doe in mijn nieuwe baan als projectcoördinator bij Bureau Onderzoek van de Faculteit der Letteren van de Radboud Universiteit.
Voor opa en oma
Haar proefschrift begint met een lege bladzijde, met daarop alleen de woorden ‘voor opa en oma’, aan wie ze haar proefschrift heeft opgedragen. „Mijn opa vroeg vaak of ik een hoofdstuk wilde opsturen. Het zijn katholieke mensen, dus het idee van voorzienigheid vinden ze heel interessant en zien ze ook terug in de huidige samenleving. Hij zei: ‘Nou, Ik heb de voetnoten er maar af gehaald, vond ik een beetje te veel, maar las wel twee hele hoofdstukken en stuurde het terug met commentaar op zijn eigen manier.”; heel erg met een parallel naar de huidige tijd.
„Mijn opa heeft het vaak nog over een encycliek van de paus, die hij dan erbij vindt aansluiten en benadert het onderwerp weer heel anders. Ik vind zijn inbreng een ontzettend waardevolle toevoeging, want ik wil mijn proefschrift niet alleen voor wetenschappers schrijven. Ik wil juist dat mensen als mijn opa en oma er iets in lezen wat ze interessant vinden. Ik denk oprecht dat ik het ook niet moeilijk zou kunnen opschrijven, dat zit niet in me. Wetenschap mag toegankelijk zijn, zeker een historisch onderwerp dat veel mensen interesseert.”